Wo2Slachtoffers.nl

Ruesink, Johan Willem

Geboortedatum:
1 december 1916 (Varsseveld, gemeente Wisch)
Overlijdensdatum:
22 april 1945 (Teschendorf (Dld.))

Biografie

Woonde in Velp. Zoon van metselaar Gerrit Jan Ruesink (13 april 1890 Wisch) en Berendina Hendrika Rademaker (11 januari 1892 Wisch – 17 september 1932 Arnhem). Gehuwd in maart 1943 met Gerritje van den Enk. Het echtpaar kreeg een jaar later een zoontje. Per maart 1943 wachtmeester van de Staatspolitie, ingedeeld bij de Marechaussee. Na een jaar ulo (1*) werd hij bakker. Hij vervulde zijn militaire dienstplicht bij het 19e Regiment Infanterie in Arnhem en ging daarna als leerbewerker aan de slag.

Toen de spanningen in Europa in 1939 opliepen, werd hij ingezet bij het 43e Regiment Infanterie, dat met twee bataljons de IJssellinie moest bewaken. Na de Duitse inval kregen de IJsseltroepen al snel opdracht zich terug te trekken. Begin september 1940 trad hij bij de marechaussee in dienst. Bij de grote politiereorganisatie in maart 1943 werd hij ingedeeld bij de verkeersgroep Doetichem. Per februari 1944 volgde zijn detachement bij de post Borculo.

In de nacht van 24 op 25 mei 1944 zagen Ruesink en zijn collega Guus Nederveen op hun fietspatrouille twee andere wielrijders naderen. Zij sommeerden het duo te stoppen. Dat deden de beide mannen weliswaar, maar onder het uitroepen van 'Hier Landwacht! openden zij zonder enige waarschuwing direct het vuur op de marechaussees. Nederveen werd meteen geraakt.

Ruesink ondervond weinig hinder van het schampschot dat hem trof. Hij schoot enige keren terug en wist vervolgens in de duisternis te verdwijnen om versterking te halen. Er viel een kogel uit zijn kraag, toen hij zijn uniformjas uittrok. Nederveen slaagde erin Neede te bereiken. Met schotwonden in de linkerarm en de borst werd hij in het ziekenhuis in Zutphen opgenomen. Een derde kogel was tegengehouden door het metalen deel van zijn bretel.(2*)

De Gelderse gewestcommandant van de marechaussee, de NSB'er Feenstra (1*), betichtte Ruesink ervan dat hij, zonder zelf te schieten, uit lafheid zijn kameraad in de steek had gelaten. De marechaussee had volop vertrouwen dat het allemaal goed zou aflopen. Tevergeefs toonde hij de overste de gaten in zijn uniform en de gevonden kogel. Een week later werd hij opgesloten in de marechausseekazerne in Arnhem en nadien overgebracht naar Kamp Vught.

Ruesink kreeg te horen dat hij in Duitsland tewerk zou worden gesteld. Toen de geallieerden gevaarlijk dicht het kamp naderden, werd hij op de avond van 5 september 1944 in een goederenwagon gestopt, die na drie dagen zonder eten of drinken in concentratiekamp Sachsenhausen arriveerde. Hij werd daar aan het werk gezet bij de afdeling die hondengeleiders opleidde en ongeveer tweehonderd honden africhtte (3*). Hij moest de dieren verzorgen en de hokken schoonmaken.

Bij het 'Hundenkommando' ging zijn gezondheid er langzamerhand op achteruit. Medegevangene Leegwater:'Ruesink verkeerde begin april in zeer uitgeputte toestand (oedeem). Zijn voeten waren dik, het lopen viel hem moeilijk en hij was zeer in zichzelf gekeerd. Geen belangstelling voor iets; alleen als er eten was, dan leefde hij weer op.'

Bij de ontruiming van Sachsenhausen behoorden de Nederlanders tot de laatste groepen die vertrokken. Op de tweede dag van de 'dodenmars' viel Ruesink in de buurt van het dorpje Teschendorf uitgeput in de berm. Medegedetineerde Van der Werf: 'Elkeen die uitviel werd doodgeschoten. Dit bleek ogenschouwelijk uit de doodgeschotenen, die wij passeerden en uit de schoten die knalden. Ruesink was reeds één der eersten die uitviel, hij liep naast mij.'

Nadat de gevangenen voorbij waren getrokken, vonden inwoners in Teschendorf vijftien doden. Die werd voorlopig in een bomtrechter begraven en na enkele maanden herbegraven in een verzamelgraf op de begraafplaats in Teschendorf. Later kwam bij het graf een gedenksteen met de tekst 'Den 15 Opfern des Todesmarsches der Häftlinge des KZ Sachsenhausen im April 1945'. Aangenomen kan worden, aldus Westbroek, 'dat ook Johan Willem Ruesink hier is begraven.'

(1*) Ook bekend als mulo. In 1968 bij de invoering van de Mammoetwet vervangen door de mavo (middelbaar algemeen voortgezet onderwijs).
(2*) Westbroek veronderstelt dat de 'landwachters' waarschijnlijk verzetslieden waren. Zij hadden het pistool van Nederveen meegenomen.
(3*) Luitenant-kolonel Jacob Eduard Feenstra (18 november 1888 Medan, N.I.). Na veroordeling tot de doodstraf werd hij op 29 augustus 1946 op de Galgenberg bij Arnhem geëxecuteerd door een executiepeloton, die bestond uit leden van de Koninklijke Marechaussee.
(4*) Lehr- und Versuchsabteilung für das Diensthundwesen der Waffen-SS.

Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!

Bronnen

Informatie:
Henk G. Westland, 'Hier Landwacht!', deel IX serie De onbekende helden van 1940-1945, Marechaussee Contact, februari 2013, nr. 1, pag. 18-20; Oorlogsgravenstichting; site wiewaswie.nl (waaronder overlijdensakte 178/1951 gemeente Rheden); genealogieonline.nl (parenteel Schuurman-Hofs).